Historie

Haus Kirchstraße 23, Haus Vogt

Bei diesem dreigeschossigen Fachwerkbaus handelt es sich um ein Haus welches sich der Handwerksmeister Übach, ein Mitglied der groben Gewandschaft, die sogenannte Base, baute. Im Gegensatz zur „Feinen Gewandschaft“ produzierte man einfache meist einfache Tuche aus Schafswolle.

Es steht im Gegensatz zu den großbürgerlichen Bauten der Fabrikanten der sogenannten Feinen Gewandschaft, wie beispielsweise das Rote Haus oder auch das Haus Troisdorf oder aus der Elbershof. Diese Fabrikanten produzierten sehr hochwertige modische Tücher, die Monschau als Produktionsort in Europa bekannt gemacht haben.

Es hebt sich aber von den kleinen schmalen dreigeschossigen Fachwerkhäusern deutlich ab in denen die abhängigen Beschäftigten meistens die Weber mit einer großen Familie wohnten.

Die meisten Häuser in Monschau waren Wohnung und gleichzeitig Produktionsstätten. Hier wurde das in den umliegenden Ortschaften gesponnene Garn auf Webstühlen zu Tuche gewoben. Typisch für Monschauer Häuser ist der Vorbau im Dachgeschoss mit einem Kranbalken, an dem die Wolle hochgezogen und nach der Verarbeitung auf den Webstühlen im Haus die fertigen Tuche wieder hinuntergeschafft wurden.

Das Walken der Tuche wurde dann in den jeweiligen Walkmühlen vorgenommen um dann in den Scherwinkel geschoren und gepresst zu werden.

Das Haus Kirchstraße 23 wurde Ende des 18. Jahrhunderts von dem Fabrikanten Übach erbaut, der auch eine Mühle oberhalb von Dreistegen an der Rur betrieb. Diese wurde 1863 durch einen Brand zerstört. 1870 erwarb der damalige Bürgermeister Philipp Vogt das Haus. Sein Sohn Wilhelm wurde ebenfalls Bürgermeister von Monschau und der zweite Sohn Josef wurde Generalvikar der Erzdiözese Köln und 1934 der erste Bischof des neu gegründeten Bistums in Aachen. Im Volksmund heißt es deshalb „Bischof Vogt Haus“.

Heute wird es als ein Mehrfamilienhaus genutzt.

Quelle: Albertus & Franz Mathar, die Monschauer Tuchmacher

History

This three-storey half-timbered building was built by the master craftsman Übach, a member of the coarse trade, the so-called base. In contrast to the "Feinen Gewandschaft", they produced simple, mostly plain cloth from sheep's wool.

This contrasts with the upper middle-class buildings of the factory owners of the so-called "Feinen Gewandschaft", such as the Red House or the Troisdorf House or the Elbershof. These factory owners produced very high-quality fashionable cloths, which made Monschau famous as a production location in Europe.

However, it clearly stands out from the small narrow three-storey half-timbered houses in which the dependent employees mostly the weavers lived with a large family.

Most of the houses in Monschau were homes and at the same time production sites. Here the yarn spun in the surrounding villages was woven into cloth on looms. Typical of Monschau houses is the porch in the attic with a crane beam on which the wool was hauled up and, after processing on the looms in the house, the finished cloth was hauled down again.

The cloth was then fulled in the respective fulling mills and then sheared and pressed in the shearing corner.

The house at Kirchstraße 23 was built at the end of the 18th century by the factory owner Übach, who also ran a mill above Dreistegen on the Rur. This was destroyed by fire in 1863. In 1870, the then mayor Philipp Vogt acquired the house. His son Wilhelm also became mayor of Monschau and the second son Josef became vicar general of the archdiocese of Cologne and in 1934 the first bishop of the newly founded diocese in Aachen. It is therefore popularly known as the "Bishop Vogt House".

Today it is used as an apartment building.

Source: Albertus & Franz Mathar, the Monschau clothiers

Histoire

Maison Kirchstraße 23, maison Vogt

Cette maison à colombage de trois étages a été construite par le maître artisan Übach, un membre de la "Grosse Gewandschaft", appelée aussi "Base". Contrairement à la "fine Gewandschaft", on produisait des tissus simples, généralement en laine de mouton.

Elle s'oppose aux constructions bourgeoises des fabricants de la "Feinen Gewandschaft", comme par exemple la "Rote Haus" ou la "Haus Troisdorf" ou encore l'"Elbershof". Ces fabricants produisaient des draps à la mode de très grande qualité, qui ont fait de Monschau un lieu de production connu en Europe.

La ville se distingue toutefois nettement des petites maisons à colombages étroites à trois étages dans lesquelles les employés dépendants, généralement les tisserands, vivaient avec une grande famille.

La plupart des maisons de Monschau étaient à la fois des habitations et des lieux de production. C'est là que le fil filé dans les localités environnantes était tissé sur des métiers à tisser pour en faire des draps. Une caractéristique typique des maisons de Monschau est le porche dans les combles avec une poutre en forme de grue, le long de laquelle la laine était remontée et, après le traitement sur les métiers à tisser dans la maison, les draps finis étaient redescendus.

Le foulonnage des toiles était ensuite effectué dans les moulins à foulon respectifs pour être ensuite tondues et pressées dans l'angle de cisaillement.

La maison Kirchstraße 23 a été construite à la fin du 18e siècle par le fabricant Übach, qui exploitait également un moulin au-dessus de Dreistegen sur la Roer. Celui-ci a été détruit par un incendie en 1863. En 1870, le maire de l'époque, Philipp Vogt, acheta la maison. Son fils Wilhelm devint également maire de Monschau et le deuxième fils, Josef, devint vicaire général de l'archidiocèse de Cologne et, en 1934, le premier évêque du nouvel évêché d'Aix-la-Chapelle. C'est pour cette raison qu'elle est appelée "Bischof Vogt Haus" dans le langage populaire.

Aujourd'hui, elle est utilisée comme immeuble d'habitation.

Source : Albertus & Franz Mathar, les drapiers de Monschau

Geschiedenis

Huis aan de Kirchstraße 23, Haus Vogt

Dit vakwerkgebouw van drie verdiepingen werd gebouwd door de meester Übach, een lid van de "Grobe Gewandschaft", de zogenaamde basis. In tegenstelling tot de "Feinen Gewandschaft" produceerden zij eenvoudige, meestal effen stoffen van schapenwol.

Het contrasteert met de hogere middenklasse gebouwen van de fabriekseigenaren van de zogenaamde "Feinen Gewandschaft", zoals het Rode Huis of het Troisdorf Huis of de Elbershof. Deze fabriekanten produceerden zeer hoogwaardige modieuze doeken, waardoor Monschau beroemd werd als productieplaats in Europa.

Het onderscheidt zich echter duidelijk van de kleine smalle vakwerkhuizen van drie verdiepingen waarin de afhankelijke werknemers, meestal de wevers, met een groot gezin woonden.

De meeste huizen in Monschau waren woningen en tegelijkertijd productieplaatsen. Hier werd het in de omliggende dorpen gesponnen garen op weefgetouwen tot stof geweven. Typisch voor Monschau huizen is het portaal op zolder met een kraanbalk waarop de wol werd opgehaald en, na verwerking op de weefgetouwen in het huis, het afgewerkte doek weer naar beneden werd gehaald.

Het doek werd vervolgens in de respectieve vollemolens gevuld en vervolgens in de scheerhoek geschoren en geperst.

Het huis aan de Kirchstraße 23 werd aan het eind van de 18e eeuw gebouwd door de fabriekseigenaar Übach, die ook een molen boven Dreistegen aan de Rur exploiteerde. Deze werd in 1863 door brand verwoest. In 1870 kocht de toenmalige burgemeester Philipp Vogt het huis. Zijn zoon Wilhelm werd ook burgemeester van Monschau en de tweede zoon Josef werd vicaris-generaal van het aartsbisdom Keulen en in 1934 de eerste bisschop van het nieuw opgerichte bisdom Aken. Het staat daarom in de volksmond bekend als het "Bisschop Vogt Huis".

Tegenwoordig wordt het gebruikt als appartementencomplex.

Bron: Albertus & Franz Mathar, de lakenfabrikanten van Monschau.